Timeline

Waar het begon

De molen “De Jonge Dikkert”

De molen werd in 1896 gebouwd naast een al bestaande stoommalerij. Voor de bouw werd gebruikgemaakt van de afgebroken houtzaagmolen De Dikkert uit Zaandam, alwaar deze molen al voor 1629 was gebouwd. De molen bleef tot 1929 in bedrijf en raakte in verval. Met steun van de gemeente werd de molen in de jaren 1939 en 1940 gerestaureerd. Na de Tweede Wereldoorlog was het echter gedaan met het malen op de molen en na wederom een periode van verval. In 1966 werd de molen van binnen omgebouwd tot restaurant. In 1984 werd de molen echter weer onttakeld en in 1991 volgde een nieuwe restauratie. In 2004 is de molen draaivaardig gerestaureerd en heeft de molen eenmalig gedraaid.

Deze molen is vermoedelijk gebruikt voor het logo van de ABO Holland die is opgericht in 26 Augustus 1975

26 augustus 1975 werd de Algemene Boemerang Organisatie  Holland ingeschreven in het verenigingenregister van de KvK

Play Video
Max Hoeben, eerste boemerangwedstrijden in Nederland. Amsterdamse Bos, 27 oktober 1975.
bron: polygoon

 

Aandacht voor een boemerangwedstrijd georganiseerd door Max Hoeben in Amstelveen. Hoeben heeft jaren in Australië gewoond en is in Nederland begonnen met het maken van eigen boemerangs, waardoor de sport ook in Nederland aan populariteit wint. Winnaar van de wedstrijd bij de jongens is de elfjarige Marcel Schreurs uit Amstelveen. SHOTS: Hoeben zaagt boemerang uit plaat hout; diverse afgewerkte boemerangs; deelnemers gooien boemerangs, o.a. een kruisboemerang door Hoeben; Schreurs krijgt prijs uitgereikt. REACTIE (buiten beeld) van Schreurs, die vertelt hoe je een boemerang moet gooien en dat de sport toch ook best gevaarlijk is.
European Boomerang Competition Amstelveen 1980
Play Video

In de tijd zonder internet kreeg iedereen bij de uitnodiging een kaart met de routes

bron Trouw:

Gooi nooit een boemerang weg

Gooi een boemerang weg en hij zal altijd op dezelfde plek terugkomen. Veel meer weet 99 procent van de mensheid niet van het verschijnsel en het is nog niet eens correct ook. Bijna niemand weet dat er twee-, drie-, vier- en zelfs zesvleugels bestaan, dat de allereerste boemerangs helemaal niet terugkwamen, en dat er een officiele boemerangvereniging is, de ABO Holland.

Het zit dus zo: een boemerang komt niet altijd bij je terug. Wie het werphout niet goed aanvoelt, wie de techniek niet beheerst en de boemerang in het wilde weg van zich afgooit, zal onmiddellijk merken dat het ding niet doet wat er van hem verwacht wordt. Wie ‘m plat in plaats van rechtstandig werpt, kan ongelukken veroorzaken. De boemerang zeilt dan niet met een fraaie boog terug, maar gaat recht omhoog en komt steil en gevaarlijk hard op de grond terecht.

Er is zelfs een wedstrijdonderdeel dat suicide heet, maar dat klinkt erger dan het is en heeft meer weg van een spelletje stoelendans: tientallen werpers gooien tegelijk hun boemerang weg en wie de zijne bij terugkeer mist, valt uit, net zolang tot er een winnaar overblijft.

Sucide wordt vaak voor de lol aan het eind van een wedstrijd gespeeld. “Ik heb nog nooit een ongeluk zien gebeuren”, zegt Frank Tournoy. Hij is wedstrijdleider bij de Algemene boemerang organisatie (ABO Holland), de enige club van beoefenaars in Nederland, waarvan zijn vrouw Lalita voorzitter is. Een vereniging met een eigen kwartaalblad, Boemerangsport, maar met niet meer dan zo’n veertig leden. “Een heel klein clubje. Op wedstrijden zie je meestal maar tien, elf man, maar dat maakt het juist tot een heel intiem gebeuren.” Toch zijn er volgens Frank Tournoy veel meer mensen die op zondag “lekker ergens met zo’n ding gaan gooien.”

Eeuwen geleden gebruikten de oorspronkelijke bewoners van Australie, de Aboriginals, als eersten een boemerang, de kayli. Niet voor de gein, maar voor de jacht. Frank Tournoy: “Daar bestaan veel verhalen over, maar zeker is dat die kayli een wapen was van een meter lang en van zwaar hardhout gemaakt. Ze slingerden het ding plat weg, zodat het als een grote propeller omhoog draaide en met een smak rechtstandig naar beneden dook. Als zoiets op een vijand terechtkwam, kreeg die een enorme klap voor z’n kop, en als ze een kangoeroe raakten hadden ze weer wat te eten. Een goeie werper gooide wel honderd meter, maar zijn boemerang kwam niet terug. Ik denk dat een inboorling daar ooit een beetje mislukte kayli gemaakt heeft, die plotseling wel terugkwam.”

Zij kwam iets later bij de club en heeft de kunst van haar man Frank geleerd.

Aan de muur in hun huis in Ermelo hangt een kleurig wiel met vier vleugels (een boemerang die niet op gewone wedstrijden gebruikt wordt, omdat zo’n gesloten ring te makkelijk te vangen is), een trofee die ze onlangs op de wereldkampioenschappen in Hamburg heeft veroverd. Maar ook haar is het boemerangwerpen niet komen aanvliegen. “Vaak denken de mensen: O, dat is zo simpel, dat kan ik ook. Maar ik maak vaak mee dat ze het ding weggooien en dan komt het echt niet terug. Of het komt wel terug, maar veel te ver van je vandaan. Het duurt wel een keer of vier, vijf voor je de techniek in je vingers hebt. Je moet er niet alleen feeling, maar ook geduld voor hebben, en onthouden hoe je het de vorige keer gedaan hebt.”

De echte liefhebber koopt zijn boemerang niet in de winkel, maar zaagt die zelf met de hand uit. Hoeveel hij er heeft, hoe zwaar of hoe groot ze zijn, Frank Tournoy weet het niet. Het zijn er een stuk of veertig, schat hij, waarvan hij de eerste al op z’n veertiende maakte. De meeste hebben wel wat weg van een kleerhanger, hoewel de hoek tussen de twee ‘vleugels’ van boemerang tot boemerang kan verschillen. De bovenkant loopt rond, de onderkant is afgeplat.

“Vaak worden ze van berke- of beukehout gemaakt, hout dat ook voor modelvliegtuigjes gebruikt wordt. Een goeie boemerang moet buigzaam zijn en stevig, maar ook weer niet te stug, en het beste is als ze uit laagjes hout opgebouwd zijn. Hoe minder laagjes, hoe minder sterk.”

De leek die het over ‘de boemerang’ heeft, weet dus echt niet waar ie het over heeft. Boemerangs zijn er in allerlei formaten, modellen en kleuren, gewichten en materialen. De drievleugelige schieten als een propeller weg, de lichte gaan het verst, er zijn kinderexemplaren in de vorm van een ghost buster, en kunststoffen boemerangs zijn tegenwoordig al lang niet zeldzaam meer. In metaal zijn ze er ook, maar die mogen niet op wedstrijden gebruikt worden. Frank heeft wel eens met een aluminium boemerang zien gooien. “Daar moet je mee oppassen, zo’n ding gaat heel ver en heel hoog en kan behoorlijk snijden.” Wat de beste boemerang is, kun je volgens Lalita alleen voelen als je er mee gooit. Gaat dat niet helemaal naar je zin, dan vijl je er op bepaalde plaatsen nog een tikkeltje af.

Vier tot zes keer per jaar is er een wedstrijd, altijd in het weekend en vrijwel altijd in het Amsterdamse Bos. Een beetje spijtig voor mensen die van ver moeten komen, zoals Frank en Lalita. In hun eigen buurt is best een geschikt sportterrein te vinden, maar dat is op zaterdag door plaatselijke clubs bezet en op zondagen gesloten.

Daar staan ze dan met een man of tien op het veld, als er niet al te veel wind staat tenminste, want dan kun je het wel schudden. Er zijn diverse wedstrijdonderdelen met Engelse namen, omdat de spelregels uit Amerika komen: doubling bijvoorbeeld (twee stuks tegelijk wegwerpen en ook allebei weer vangen), juggling (ook met twee boemerangs die om de beurt worden weggegooid), trick catching (tientallen kunstjes voor geroutineerden) en endurance, waarbij je binnen vijf minuten zoveel mogelijk moet gooien en vangen). De boemerangs zwiepen weg, scheuren door de lucht, maken nogal wat herrie en na afloop zijn de spelers “behoorlijk afgepeigerd”. En toch een heel leuke sport, zeggen de Tournoys. Lalita: “Het is echt een familiesport voor jong en oud. We hebben een jongetje van zeven in de club, die het al heel aardig doet en ons oudste lid, de oprichter, is over de zeventig. Alleen jammer dat het handenvol geld kost. Op de internationale toernooien komen deelnemers uit Frankrijk, Duitsland, Engeland, Bulgarije, Italie, Zwitserland, Portugal, en voor de wereldkampioenschappen zelfs uit Noord- en Zuid-Amerika, Australie, Japan, Canada en Nieuw-Zeeland. We kunnen we wel vijf keer per jaar naar zo’n toernooi in Europa, maar doordat de club geen sponsors heeft, moet je je reis- en verblijfkosten zelf betalen. Dat zou een beetje te duur worden.”

Een Olympische sport is het boemerangwerpen nog altijd niet en Frank ziet dat voorlopig ook niet zitten. “Alle landen gebruiken hetzelfde reglement, maar ze houden toch verschillen. Zo mag je hier op wedstrijden niet met een drievleugel werpen, en in Duitsland weer wel. Er wordt natuurlijk wel over gedacht en gepraat, maar zolang er geen uniformiteit in de boemerangwereld bestaat, kan er geen sprake van Olympische Spelen zijn.”